LEERPROBLEMEN
Binnen de groep leerproblemen, maken we een onderscheid tussen leermoeilijkheden en leerstoornissen op het vlak van lezen, spellen en/of rekenen.
INDELING
Leermoeilijkheden:
Leermoeilijkheden m.b.t. lezen, spellen en/of rekenen zijn leerproblemen waarvan de oorzaak gelegen is in de omgeving of in een andere primaire (zintuiglijke, mentale, emotionele, neurologische) stoornis. Voorbeelden van zulke veroorzakende factoren voor leermoeilijkheden zijn AD(H)D, verstandelijke beperkingen, gehoorproblemen, ziekte, schoolverzuim, inefficiënt onderwijs, anderstaligheid, … . Door gerichte logopedische interventie zal de leerachterstand bij een leerling met leermoeilijkheden geheel of gedeeltelijk bijgewerkt kunnen worden. De problemen zijn dan niet zo hardnekkig als bij een leerstoornis.
Leerstoornissen:
Bij leerstoornissen is de oorzaak van de lees-, spellings- en/of rekenproblemen gelegen in kindkenmerken. We spreken pas van een leerstoornis wanneer er tegelijkertijd voldaan is aan drie beschrijvende criteria:
- Achterstandscriterium
- Om een duidelijke achterstand uit te drukken, moet het kind klinische scores (≤percentiel 10) behalen op valide, betrouwbare tests m.b.t. lezen, spellen en/of rekenen. In dit geval zou het kind behoren tot de groep van de 10% zwakst presterende leerlingen binnen een relevante vergelijkingsgroep (leeftijds- en opleidingsgenoten).
- (Mild) exclusiecriterium
- De achterstand mag niet volledig te verklaren zijn door andere oorzaken zoals bij de gewone leermoeilijkheden. Dit criterium sluit geen comorbiditeit uit. Men kan dus zowel een leerstoornis als een andere stoornis hebben.
- Didactische resistentie
- Als de leerproblemen hardnekkig blijven, ondanks kwalitatief onderwijs, extra remediëring en goede inspanningen van de leerling gedurende minstens 6 maanden. Een diagnose dyslexie en/of dysorthografie en/of dyscalculie kan dus niet reeds van bij aanvang gesteld worden.
Leerstoornissen kunnen in 3 groepen worden ingedeeld.
Dyslexie = leesstoornis
- Een leerstoornis waarbij de problemen zich situeren op het vlak van lezen. De automatisering van de woordidentificatie ontwikkelt zich niet/zeer onvolledig of zeer moeizaam. Dit kan leiden tot problemen met leesbegrip. Dyslexie komt heel vaak samen met een spellingsstoornis (dysorthografie) voor. Vaak wordt de term dyslexie ook overkoepelend gebruikt wanneer iemand beide stoornissen heeft. Dyslexie is erfelijk en de problemen situeren zich ergens in de hersenen, in het gebied waar letters aan klanken worden gekoppeld, waardoor er problemen zijn met de fonologische verwerking van taal. Daardoor blijven kinderen met een leesstoornis vastzitten in de energieverslindende fase van het ontsleutelen van taal. Het aantal woorden dat direct herkend wordt vanuit het geheugen is kleiner. Daardoor hebben mensen met dyslexie over het algemeen meer tijd nodig bij het lezen en/of blijven ze ook meer leesfouten maken. Het leren van een vreemde taal zoals Frans of Engels kan een extra struikelblok zijn.
Dysorthografie = spellingsstoornis
- een leerstoornis waarbij de problemen zich zich situeren op het vlak van spelling. De automatisering van de schriftbeeldvorming ontwikkelt zich niet/zeer onvolledig of zeer moeizaam. Dysorthografie komt meestal samen met een leesstoornis (dyslexie) voor en wordt dan ook meestal samen met de leesstoornis onder de noemer ‘dyslexie’ geplaatst. Bij een spellingsstoornis verloopt het koppelen van een klank aan een teken moeilijk, spellingregels raken moeilijk of niet geautomatiseerd en onthoudwoorden vormen de grootste struikelblok. Sommige kinderen hebben hun spellingsproblemen lang kunnen verhullen door eigen trucjes toe te passen, maar vallen door de mand bij meervoudige opdrachten (zoals een opstel of verhandeling; waarbij naast spelling inhoud ook van belang is), wanneer het tempo opgevoerd wordt of bij het aanleren van vreemde talen. De problemen kunnen namelijk bij het aanleren van een nieuwe taal opnieuw naar voren komen.
Dyscalculie = rekenstoornis
- een leerstoornis waarbij de problemen zich situeren op het vlak van rekenen.
Sommige auteurs vermelden dat er verschillende subtypes van dyscalculie zijn. Prof. Desoete en co-auteurs melden in hun boek “Dyscalculie” (Academia Press, 2013) dat er wetenschappelijke evidentie is voor 2 subtypes:
- Semantische geheugendyscalculie: hierbij heeft men vooral een probleem met het onthouden van de basiscombinaties tot 10 en ook de tafels van vermenigvuldiging en delingen zouden maar niet geautomatiseerd raken. Het gaat hier niet om een gebrek aan inzicht, maar vooral om een automatisatieprobleem.
- Procedurele dyscalculie: hierbij is er vooral een probleem met procedurele kennis. De stappen van een stappenplan worden vergeten en hierdoor raakt men in de war bij langere berekeningen.
Er is ook enige klinisch evidentie voor kinderen die vooral visueel-ruimtelijke problemen hebben:
- Visuospatiële dyscalculie (VSLD): vrijwel alle kinderen met dyscalculie hebben ook problemen met getallenkennis.
Gevolgen van leerstoornissen
Leerstoornissen kunnen leiden tot ernstige sociaal-emotionele problemen. Kinderen met een leerstoornis hebben meestal weinig zelfvertouwen en kunnen faalangstig worden of gefrustreerd raken. Ze vinden zichzelf dom, want ondanks hun inspanningen zien ze weinig tot geen vooruitgang. Hoe vroeger er met logopedie gestart wordt, hoe eerder er een diagnose gesteld kan worden. Een tijdige diagnose kan het kind en de omgeving sneller inzicht verschaffen in de oorzaak van de problemen en alzo de sociaal-emotionele problemen verminderen.